Woxikon / Verbos / Neerlandés / A / afkammen

NL Conjugación en Neerlandés de afkammen

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord afkammend
Tegenwoordig en verleden deelwoord afgekamd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens kam af kamt af kamt af kammen af kammen af kammen af
Imperfect kamde af kamde af kamde af kamden af kamden af kamden af
Toekomende tijd I zal afkammen zult afkammen zal afkammen zullen afkammen zullen afkammen zullen afkammen
Conditionalis I zou afkammen zou afkammen zou afkammen zouden afkammen zouden afkammen zouden afkammen
Perfectum heb afgekamd hebt afgekamd heeft afgekamd hebben afgekamd hebben afgekamd hebben afgekamd
Voltooid verleden tijd had afgekamd had afgekamd had afgekamd hadden afgekamd hadden afgekamd hadden afgekamd
Toekomende tijd II zal afgekamd hebben zult afgekamd hebben zal afgekamd hebben zullen afgekamd hebben zullen afgekamd hebben zullen afgekamd hebben
Conditionalis II zou hebben afgekamd zou hebben afgekamd zou hebben afgekamd zouden hebben afgekamd zouden hebben afgekamd zouden hebben afgekamd
Imperatief - kam af - - kamt af -

Verbos similares a afkammen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a afkammen

« afkammen »

Otras acciones para afkammen