Total de formas verbales: 18
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord doodliggend
Tegenwoordig en verleden deelwoord doodgelegen
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - ligt dood - - liggen dood
Imperfect - - lag dood - - lagen dood
Toekomende tijd I - - zal doodliggen - - zult doodliggen
Conditionalis I - - zal doodliggen - - zullen doodliggen
Perfectum - - heeft doodgelegen - - hebben doodgelegen
Voltooid verleden tijd - - had doodgelegen - - hadden doodgelegen
Toekomende tijd II - - zal doodgelegen hebben - - zult doodgelegen hebben
Conditionalis II - - zal hebben doodgelegen - - zullen hebben doodgelegen

Verbos similares a doodliggen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a doodliggen

« doodliggen »