Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord doorvechtend
Tegenwoordig en verleden deelwoord doorgevochten
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens vecht door vecht door vecht door vechten door vechten door vechten door
Imperfect vocht door vocht door vocht door vochten door vochten door vochten door
Toekomende tijd I zal doorvechten zult doorvechten zal doorvechten zullen doorvechten zullen doorvechten zullen doorvechten
Conditionalis I zou doorvechten zou doorvechten zou doorvechten zouden doorvechten zouden doorvechten zouden doorvechten
Perfectum heb doorgevochten hebt doorgevochten heeft doorgevochten hebben doorgevochten hebben doorgevochten hebben doorgevochten
Voltooid verleden tijd had doorgevochten had doorgevochten had doorgevochten hadden doorgevochten hadden doorgevochten hadden doorgevochten
Toekomende tijd II zal doorgevochten hebben zult doorgevochten hebben zal doorgevochten hebben zullen doorgevochten hebben zullen doorgevochten hebben zullen doorgevochten hebben
Conditionalis II zou hebben doorgevochten zou hebben doorgevochten zou hebben doorgevochten zouden hebben doorgevochten zouden hebben doorgevochten zouden hebben doorgevochten
Imperatief - vecht door - - vecht door -

Verbos similares a doorvechten

Verbos conjugados anteriores y posteriores a doorvechten

« doorvechten »