Total de formas verbales: 18
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord killend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gekild
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - kilt - - killen
Imperfect - - kilde - - kilden
Toekomende tijd I - - zal killen - - zult killen
Conditionalis I - - zal killen - - zullen killen
Perfectum - - heeft gekild - - hebben gekild
Voltooid verleden tijd - - had gekild - - hadden gekild
Toekomende tijd II - - zal gekild hebben - - zult gekild hebben
Conditionalis II - - zal hebben gekild - - zullen hebben gekild

Verbos similares a killen

Verbos conjugados anteriores y posteriores a killen

« killen »