Woxikon / Verbos / Neerlandés / O / obstrueren

NL Conjugación en Neerlandés de obstrueren

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord obstruerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geöbstrueerd
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens obstrueer obstrueert obstrueert obstrueren obstrueren obstrueren
Imperfect obstrueerde obstrueerde obstrueerde obstrueerden obstrueerden obstrueerden
Toekomende tijd I zal obstrueren zult obstrueren zal obstrueren zullen obstrueren zullen obstrueren zullen obstrueren
Conditionalis I zou obstrueren zou obstrueren zou obstrueren zouden obstrueren zouden obstrueren zouden obstrueren
Perfectum heb geöbstrueerd hebt geöbstrueerd heeft geöbstrueerd hebben geöbstrueerd hebben geöbstrueerd hebben geöbstrueerd
Voltooid verleden tijd had geöbstrueerd had geöbstrueerd had geöbstrueerd hadden geöbstrueerd hadden geöbstrueerd hadden geöbstrueerd
Toekomende tijd II zal geöbstrueerd hebben zult geöbstrueerd hebben zal geöbstrueerd hebben zullen geöbstrueerd hebben zullen geöbstrueerd hebben zullen geöbstrueerd hebben
Conditionalis II zou hebben geöbstrueerd zou hebben geöbstrueerd zou hebben geöbstrueerd zouden hebben geöbstrueerd zouden hebben geöbstrueerd zouden hebben geöbstrueerd
Imperatief - obstrueer - - obstrueert -

Verbos similares a obstrueren

Verbos conjugados anteriores y posteriores a obstrueren

« obstrueren »

Otras acciones para obstrueren