NL Conjugación en Neerlandés de omhoogvliegen
Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios | |
---|---|
Tegenwoordig en verleden deelwoord | omhoogvliegend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | omhooggevlogen |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
---|---|---|---|---|---|---|
Presens | vlieg omhoog | vliegt omhoog | vliegt omhoog | vliegen omhoog | vliegen omhoog | vliegen omhoog |
Imperfect | vloog omhoog | vloog omhoog | vloog omhoog | vlogen omhoog | vlogen omhoog | vlogen omhoog |
Toekomende tijd I | zal omhoogvliegen | zult omhoogvliegen | zal omhoogvliegen | zullen omhoogvliegen | zullen omhoogvliegen | zullen omhoogvliegen |
Conditionalis I | zou omhoogvliegen | zou omhoogvliegen | zou omhoogvliegen | zouden omhoogvliegen | zouden omhoogvliegen | zouden omhoogvliegen |
Perfectum | ben omhooggevlogen | bent omhooggevlogen | is omhooggevlogen | zijn omhooggevlogen | zijn omhooggevlogen | zijn omhooggevlogen |
Voltooid verleden tijd | was omhooggevlogen | was omhooggevlogen | was omhooggevlogen | waren omhooggevlogen | waren omhooggevlogen | waren omhooggevlogen |
Toekomende tijd II | zal omhooggevlogen zijn | zult omhooggevlogen zijn | zal omhooggevlogen zijn | zullen omhooggevlogen zijn | zullen omhooggevlogen zijn | zullen omhooggevlogen zijn |
Conditionalis II | zou zijn omhooggevlogen | zou zijn omhooggevlogen | zou zijn omhooggevlogen | zouden zijn omhooggevlogen | zouden zijn omhooggevlogen | zouden zijn omhooggevlogen |
Imperatief | - | vlieg omhoog | - | - | vliegt omhoog | - |