Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | overhorend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | overhoord |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | overhoor | overhoort | overhoort | overhoren | overhoren | overhoren |
Imperfect | overhoorde | overhoorde | overhoorde | overhoorden | overhoorden | overhoorden |
Toekomende tijd I | zal overhoren | zult overhoren | zal overhoren | zullen overhoren | zullen overhoren | zullen overhoren |
Conditionalis I | zou overhoren | zou overhoren | zou overhoren | zouden overhoren | zouden overhoren | zouden overhoren |
Perfectum | heb overhoord | hebt overhoord | heeft overhoord | hebben overhoord | hebben overhoord | hebben overhoord |
Voltooid verleden tijd | had overhoord | had overhoord | had overhoord | hadden overhoord | hadden overhoord | hadden overhoord |
Toekomende tijd II | zal overhoord hebben | zult overhoord hebben | zal overhoord hebben | zullen overhoord hebben | zullen overhoord hebben | zullen overhoord hebben |
Conditionalis II | zou hebben overhoord | zou hebben overhoord | zou hebben overhoord | zouden hebben overhoord | zouden hebben overhoord | zouden hebben overhoord |
Imperatief | - | overhoor | - | - | overhoort | - |
Verbos similares a overhoren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a overhoren
Otras acciones para overhoren