Woxikon / Verbos / Neerlandés / R / revancheren

NL Conjugación en Neerlandés de revancheren

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord revancherend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gerevanchert
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens revancher revanchert revanchert revancheren revancheren revancheren
Imperfect revancherte revancherte revancherte revancherten revancherten revancherten
Toekomende tijd I zal revancheren zult revancheren zal revancheren zullen revancheren zullen revancheren zullen revancheren
Conditionalis I zou revancheren zou revancheren zou revancheren zouden revancheren zouden revancheren zouden revancheren
Perfectum heb gerevanchert hebt gerevanchert heeft gerevanchert hebben gerevanchert hebben gerevanchert hebben gerevanchert
Voltooid verleden tijd had gerevanchert had gerevanchert had gerevanchert hadden gerevanchert hadden gerevanchert hadden gerevanchert
Toekomende tijd II zal gerevanchert hebben zult gerevanchert hebben zal gerevanchert hebben zullen gerevanchert hebben zullen gerevanchert hebben zullen gerevanchert hebben
Conditionalis II zou hebben gerevanchert zou hebben gerevanchert zou hebben gerevanchert zouden hebben gerevanchert zouden hebben gerevanchert zouden hebben gerevanchert
Imperatief - revancher - - revanchert -

Verbos conjugados anteriores y posteriores a revancheren

« revancheren »

Otras acciones para revancheren