Woxikon / Verbos / Neerlandés / S / smoken

NL Conjugación en Neerlandés de smoken

Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios
Tegenwoordig en verleden deelwoord smokend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gesmookt
Tipo ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens smook smookt smookt smoken smoken smoken
Imperfect smookte smookte smookte smookten smookten smookten
Toekomende tijd I zal smoken zult smoken zal smoken zullen smoken zullen smoken zullen smoken
Conditionalis I zou smoken zou smoken zou smoken zouden smoken zouden smoken zouden smoken
Perfectum heb gesmookt hebt gesmookt heeft gesmookt hebben gesmookt hebben gesmookt hebben gesmookt
Voltooid verleden tijd had gesmookt had gesmookt had gesmookt hadden gesmookt hadden gesmookt hadden gesmookt
Toekomende tijd II zal gesmookt hebben zult gesmookt hebben zal gesmookt hebben zullen gesmookt hebben zullen gesmookt hebben zullen gesmookt hebben
Conditionalis II zou hebben gesmookt zou hebben gesmookt zou hebben gesmookt zouden hebben gesmookt zouden hebben gesmookt zouden hebben gesmookt
Imperatief - smook - - smookt -

Verbos similares a smoken

Verbos conjugados anteriores y posteriores a smoken

« smoken »

Otras acciones para smoken