Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | tegenspannend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | tegengespannen |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | span tegen | spant tegen | spant tegen | spannen tegen | spannen tegen | spannen tegen |
Imperfect | spande tegen | spande tegen | spande tegen | spanden tegen | spanden tegen | spanden tegen |
Toekomende tijd I | zal tegenspannen | zult tegenspannen | zal tegenspannen | zullen tegenspannen | zullen tegenspannen | zullen tegenspannen |
Conditionalis I | zou tegenspannen | zou tegenspannen | zou tegenspannen | zouden tegenspannen | zouden tegenspannen | zouden tegenspannen |
Perfectum | heb tegengespannen | hebt tegengespannen | heeft tegengespannen | hebben tegengespannen | hebben tegengespannen | hebben tegengespannen |
Voltooid verleden tijd | had tegengespannen | had tegengespannen | had tegengespannen | hadden tegengespannen | hadden tegengespannen | hadden tegengespannen |
Toekomende tijd II | zal tegengespannen hebben | zult tegengespannen hebben | zal tegengespannen hebben | zullen tegengespannen hebben | zullen tegengespannen hebben | zullen tegengespannen hebben |
Conditionalis II | zou hebben tegengespannen | zou hebben tegengespannen | zou hebben tegengespannen | zouden hebben tegengespannen | zouden hebben tegengespannen | zouden hebben tegengespannen |
Imperatief | - | span tegen | - | - | spant tegen | - |
Verbos similares a tegenspannen
Verbos conjugados anteriores y posteriores a tegenspannen
Otras acciones para tegenspannen