Total de formas verbales: 52
Imperativos y participios |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | voorpublicerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | voorgepubliceerd |
Tipo | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | publiceer voor | publiceert voor | publiceert voor | publiceren voor | publiceren voor | publiceren voor |
Imperfect | publiceerde voor | publiceerde voor | publiceerde voor | publiceerden voor | publiceerden voor | publiceerden voor |
Toekomende tijd I | zal voorpubliceren | zult voorpubliceren | zal voorpubliceren | zullen voorpubliceren | zullen voorpubliceren | zullen voorpubliceren |
Conditionalis I | zou voorpubliceren | zou voorpubliceren | zou voorpubliceren | zouden voorpubliceren | zouden voorpubliceren | zouden voorpubliceren |
Perfectum | heb voorgepubliceerd | hebt voorgepubliceerd | heeft voorgepubliceerd | hebben voorgepubliceerd | hebben voorgepubliceerd | hebben voorgepubliceerd |
Voltooid verleden tijd | had voorgepubliceerd | had voorgepubliceerd | had voorgepubliceerd | hadden voorgepubliceerd | hadden voorgepubliceerd | hadden voorgepubliceerd |
Toekomende tijd II | zal voorgepubliceerd hebben | zult voorgepubliceerd hebben | zal voorgepubliceerd hebben | zullen voorgepubliceerd hebben | zullen voorgepubliceerd hebben | zullen voorgepubliceerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben voorgepubliceerd | zou hebben voorgepubliceerd | zou hebben voorgepubliceerd | zouden hebben voorgepubliceerd | zouden hebben voorgepubliceerd | zouden hebben voorgepubliceerd |
Imperatief | - | publiceer voor | - | - | publiceert voor | - |
Verbos similares a voorpubliceren
Verbos conjugados anteriores y posteriores a voorpubliceren
Otras acciones para voorpubliceren